Een onroerend goed dat in het buitenland ligt en dat u niet verhuurt, moet u opnemen in uw privé-aangifte. U wordt daarop dan niet effectief belast, maar die inkomsten tellen wel mee om het toepasselijk belastingtarief te bepalen en kunnen ervoor zorgen dat uw gewone inkomsten in een hogere schijf terechtkomen. Er moet namelijk een jaarlijkse brutohuurwaarde aangeven, waarvan de in het buitenland betaalde belastingen in mindering mogen gebracht worden. Met de fiscus kon er dan al eens discussie ontstaan wat onder die brutohuurwaarde eigenlijk concreet moet worden verstaan.
In een circulaire van 29 juni 2016 werd verduidelijkt dat hiervoor de waarde mag gebruikt worden die door de buitenlandse overheid vastgesteld is. Er werden voorbeelden aangehaald voor Spanje, Frankrijk en Nederland. Onroerende goederen uit andere landen worden analoog behandeld.
In Spanje wordt een fictief huurinkomen bepaald uitgaande van de zgn. valor cadastral vermenigvuldigd met 2% of 1,1%. De gemeentelijke grondbelasting en nationale onroerend goed-belasting mag u daarvan in mindering brengen.
Een in Frankrijk gelegen buitenverblijf mag u aangeven volgens de zgn. valeur locative brute. U vindt dat terug op het aanslagbiljet van de taxe d’habitation. U mag de buitenlandse belasting wel nog in mindering brengen van deze valeur locative brute. Voor Frankrijk gaat het dan om de zgn. taxe foncière. De taxe d’habitation daarentegen mag u volgens de belastingadministratie niet in mindering brengen, zelfs niet als deze verschuldigd is door de belastingplichtige zelf indien hij het goed zelf betrekt. De taxe d’habitation is immers verschuldigd door de gebruiker en niet door de eigenaar van het pand.
In Nederland wordt een forfaitaire belasting van 4% op het zgn. WOZ gehanteerd. De minister geeft nu te kennen dat die 4% als huurwaarde mag gebruikt worden in uw privé-aangifte.
De aldus bekomen huurwaarde neemt u dan op in uw privé-aangifte.